Vernevelvloeistof (klasse C)

Blootstelling

Bij het werken met vernevelvloeistof kan blootstelling plaatsvinden bij:

  • het voor toediening gereed maken (bijvoorbeeld oplossen van vernevelvloeistof, vullen van vernevelreservoir);
  • het afmeten van de dosering (bekertje vullen, spuitje optrekken);
  • het klaarmaken van de vernevelset;
  • het (begeleiden bij het) toedienen/vernevelen van geneesmiddelen:
    • als patiënt het niet zelf kan;
    • als afstand houden van patiënt niet mogelijk is;
    • als overige medewerkers de ruimte betreden.
  • het schoonmaken van de vernevelset;
  • het schoonmaken van de vernevelruimte;
  • het deponeren van alle gebruikte materialen in het SZA-vat;
  • specifieke situatie: bij uitvoering van longfunctietesten, verneveling histamine (longfunctietest moet zonder uitademingsfilter). 

Uitgangsprincipes

  • Schrijf, indien medisch mogelijk, een andere toedieningsweg of een minder risicovol alternatief voor (aanvullende maatregel bij klasse C).
  • Toedienen in een aparte, hiervoor geschikte eenpersoonsruimte/vernevelcabine (denk aan minimale ventilatievoud van 6, onderafzuiging, ruimte op onderdruk en geen recirculatie) (aanvullende maatregel bij klasse C).
  • Markeer de ruimte met een waarschuwing dat deze gebruikt wordt voor verneveling en niet betreden mag worden (aanvullende maatregel bij klasse C).
  • Laat de patiënt indien mogelijk zelf de handelingen verrichten.
  • Geef de patiënt een goede, gestandaardiseerde instructie.
  • Houd bij voorkeur zoveel mogelijk afstand van de patiënt tijdens het vernevelen.
  • Laat zwangere of borstvoedende verpleegkundigen niet assisteren (aanvullende maatregel bij klasse C).
  • Afmeten juiste dosering, indien technisch mogelijk, via zoveel mogelijk (semi-)gesloten systeem.
  • Gebruik handschoenen en bij spatrisico spatbril of spatscherm en voer deze af via het SZA-afval.
  • Houd de deur gesloten tijdens de verneveling en betreed de kamer pas een half uur na het vernevelen.
  • Zet zo min mogelijk spullen in de ruimte en zorg dat deze goed schoon te maken dan wel te desinfecteren zijn.
  • Verlaat de kamer tijdens het vernevelen (indien patiënt zelfstandig handelingen kan uitvoeren).
  • Voorkom lekkage tijdens vernevelen:
    • Laat de patiënt oefenen om het vernevelen onder de knie te krijgen.
    • Gebruik een vernevelpijpje (waarbij de patiënt de lippen om het mondstuk sluit) bij grotere kinderen en volwassenen.
    • Gebruik een anesthesiekap met filter (in plaats van een mondkapje) bij zuigelingen, peuters en kleuters. Sluit het masker tijdens het vernevelen goed aan op het gezicht.
    • Gebruik een vernevelsysteem met toevoeronderbreker en standaard uitademingsfilter.
    • Laat patiënt rechtop zitten tijdens vernevelen (=optimaal gebruik van ademhalingsspieren en optimaal uitzetten van de borstkas).
    • Laat de patiënt niet praten tijdens vernevelen: lippen aangesloten houden op het mondstuk.
    • Laat de patiënt zorgverleners waarschuwen als hij gaat hoesten of pauze wil nemen. Laat in een zakdoek hoesten.
    • Laat de patiënt een neusklem gebruiken. 

Benodigd materiaal

  • Vernevelset, volgens (afdelings) voorschrift:
    • Vernevelpijpje (1e keus bij groter kind en volwassene)
    • Anesthesiekapje met filter (1e keus bij zuigeling, peuter en kleuter; 2e keuze bij groter kind en volwassene)
    • Vernevelsysteem met toevoeronderbreker en standaard uitademingsfilter
  • Zuurstof- of persluchtklok
  • Voorgeschreven vernevelvloeistof, op kamertemperatuur
  • Eventueel spuitje met ml-aanduiding
  • Glas water
  • SZA-vat
  • Handschoenen, overschort met lange mouwen en overige persoonlijke beschermingsmiddelen (FFP2-masker (goed passend) en spatbril of spatscherm) 

Werkwijze

  • Reinig de handen conform protocol handhygiëne.
  • Leg de benodigdheden klaar binnen handbereik.
  • Wees op de hoogte van de innamevoorschriften van het geneesmiddel.
  • Controleer de juistheid gegevens patiënt, geneesmiddel (dosering en toedieningsvorm).
  • Sluit de zuurstof- (of perslucht)klok aan op het centrale systeem.
  • Trek handschoenen aan en draag een spatbril of spatscherm bij het oplossen van de vernevel-vloeistof, vullen van het vernevelreservoir en het klaarmaken van de vernevelset.
  • Vul het vernevelreservoir met de medicatie.
  • Controleer of de juiste dosering is afgemeten in het vernevelreservoir.
  • Laat de patiënt de inname zo mogelijk zelfstandig verzorgen:
    • Laat hem voor en na de inname handen wassen.
    • Maak zo nodig eerst de neus doorgankelijk. Druppel eventueel met NaCl 0,9 % of neusdruppels.
    • Laat de patiënt rechtop gaan zitten.
    • Laat de patiënt de lippen om het mondstuk van het vernevelpijpje sluiten. Of bevestig het vernevelkapje goed over de neus en mond van de patiënt. Let op dat het reservoir recht gehouden wordt.
    • Stel de voorgeschreven zuurstof-/perslucht flow in.
    • Verlaat de ruimte tijdens het vernevelen. Indien dat niet mogelijk is of als de kamer tussentijds betreden moet worden (aanvullende maatregel klasse B+C):
      • Draag een (goed passend) FFP2-masker, niet steriele handschoenen en overschort met lange mouwen.
    • Verwijder na de verneveling het vernevelsetje.
    • Reinig het vernevelsetje:
      • Trek handschoenen aan en draag een spatbril of spatscherm bij het reinigen van de vernevelset.
      • Spoel alle onderdelen van de vernevelset, met uitzondering van het filter, na gebruik schoon onder warm, stromend water en droog ze af.
      • Berg de vernevelset droog en afgedekt op bij de patiënt.
    • Deponeer het afval in het SZA-vat.
  • Wanneer ondersteuning gewenst is, dan onderstaande stappen volgen:
    • Maak zo nodig eerst de neus van patiënt doorgankelijk. Druppel eventueel met NaCl 0,9 % of neusdruppels.
    • Trek handschoenen aan en draag een spatbril of spatscherm bij het vullen van het reservoir.
    • Vul het vernevelreservoir met de medicatie.
    • Controleer of de juiste dosering is afgemeten in het vernevelreservoir.
    • Installeer de patiënt rechtop zittend (neem kind op schoot).
    • Laat de patiënt de lippen om het mondstuk van het vernevelpijpje sluiten. Of bevestig het vernevelkapje goed over de neus en mond van de patiënt. Let op dat het reservoir recht gehouden wordt.
    • Stel de voorgeschreven zuurstof-/perslucht flow in.
    • Verlaat de vernevelruimte. Indien dat niet mogelijk is of als de kamer tussentijds betreden moet worden (aanvullende maatregel klasse B+C):
      • Draag een (goed passend) FFP2-masker, niet steriele handschoenen en overschort met lange mouwen.
    • Verwijder na de verneveling het vernevelsetje.
    • Reinig het vernevelsetje:
      • Trek handschoenen aan en draag een spatbril of spatscherm bij het reinigen van de vernevelset.
      • Spoel alle onderdelen van de vernevelset, met uitzondering van het filter, na gebruik schoon onder warm, stromend water en droog ze af.
      • Berg de vernevelset droog en afgedekt op bij de patiënt.
    • Deponeer alle gebruikte materialen in het SZA-vat.
    • Trek de handschoenen uit en deponeer deze in het SZA-vat.
    • Reinig en verzorg de handen conform het protocol handhygiëne.
    • Laat de ruimte schoonmaken volgens protocol.